Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [5](Want [6]het Leven [7]is geopenbaard, en [8]wij hebben het gezien, en wij getuigen, en verkondigen ulieden [9]dat eeuwige Leven, [10]Hetwelk bij den Vader was, [11]en ons is geopenbaard.) 5. Grieks en; gelijk ook hfdst.3 vs.4. 6. Dat is, de Zoon van God, die ook het leven genaamd wordt, Joh.1:4, en Joh.14:6. 7. Namelijk in het vlees, gelijk Paulus spreekt; 1 Tim.3:16. 8. Namelijk apostelen hebben het Woord, dat is den Zoon van God gezien in Zijn aangenomen menselijke natuur; een wijze van spreken van den persoon van Christus gebruikelijk, als van Zijn gehelen persoon, van de ene natuur benoemd, gezegd wordt hetgeen alleen naar de andere natuur moet verstaan worden. Zie dergelijke Joh.3:13; Hand.20:28 en hier vs.7. 9. Dat is, Christus, die van eeuwigheid leeft en de oorsprong en gever is van het eeuwige leven, gelijk Hij tevoren ook het Leven genaamd wordt, vs.2. 10. Dat is, gelijk Johannes spreekt in zijn Evangelie, Joh.1:1, dat bij God was. Zie de verklaring aldaar. 11. Namelijk Zijn apostelen, die Hij tot Zijn getuigen had verkoren en geroepen, en hun gegeven te verstaan de verborgenheden van het koninkrijk Gods. Zie Matth.13:11; Hand.1:8, en Hand.2:32.